Permanente bewoning van recreatiewoningen

17 december 2003

Permanente bewoning van recreatiewoningen

Milieufederaties en RECRON tegen versoepeling van het beleid voor permanente bewoning recreatiewoningen

Vaste commissie VROM van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
De voorzitter dhr. A. Duivesteijn
Postbus 20018
2500 EA ’s-Gravenhage

Datum: 9 december 2003
Nummer: 03305-os.os
Onderwerp: beleidslijn permanente bewoning recreatiewoningen

Behandeld door: dhr. O. Slakhorst

Geachte leden,

Op 11 december vindt in uw commissie een algemeen overleg plaats naar aanleiding van een tweetal brieven van minister Dekker (gedateerd 30 september en 11 november jl.), inzake voorstellen voor versoepeling van het beleid ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen.De 12 Provinciale Milieufederaties, Stichting Natuur en Milieu, de Vereniging Natuurmonumenten, de Unie van Provinciale Landschappen, Staatsbosbeheer en RECRON reageren bij deze op het voorstel van de minister.

Wij hebben er begrip voor dat de minister in haar brief een voorstel doet om de problematiek van permanente bewoning in incidentele, schrijnende gevallen op te lossen. De manier waarop zij dat voorstelt heeft echter een veel groter effect dan alleen het oplossen van deze individuele gevallen. Het voorstel van de minister zou in de praktijk kunnen uitpakken als een vrijbrief voor een algemeen gedoogbeleid van permanente bewoning van recreatiewoningen. Wij vinden dit een zeer ongewenste ontwikkeling. Hieronder volgt een toelichting;

Onze bezwaren beperken zich tot de voorstellen ten aanzien van permanente bewoning van recreatiewoningen binnen kwetsbare natuurgebieden. Wij hebben met lede ogen aangezien dat het laatste decennium vele tientallen recreatiebedrijven zijn verworden tot woonwijkjes oftewel duizenden gevallen van permanente bewoning in natuurgebieden zijn ontstaan. Deze massale permanente bewoning in natuurgebieden is zonder meer schadelijk voor natuur- en landschapswaarden en zorgt voor verstedelijking juist waar dat vanuit rijks- en provinciaal beleid niet is toegestaan. Permanente bewoning heeft tevens nadelige gevolgen voor de recreatieve kwaliteit van veel gebieden. Immers, ieder recreatiebedrijf dat omgevormd wordt tot woonwijk wordt duurzaam onttrokken aan het areaal beschikbaar recreatieterrein. Een logisch gevolg van de vermindering van het aantal recreatiebedrijven is de extra uitbreidingsbehoefte bij de resterende bedrijven, wat weer ten koste gaat van het areaal natuur. Een negatieve spiraal waarvan natuur, landschap en recreatiesector de dupe zijn.

-De beleidslijn leidt tot algemeen gedoogbeleid

De minister geeft in haar brief volledige vrijheid aan gemeenten om persoonsgebonden beschikkingen (PGB) af te geven. Met het afgeven van een PGB wordt het permanent bewonen van een recreatiebungalow gedoogd tot het tijdstip waarop de permanente bewoner verhuist of komt te overlijden. De enige harde voorwaarde die wordt gesteld, is dat het afgeven van een dergelijke beschikking niet is toegestaan in gevallen van permanente bewoning die na 1 oktober 2003 zijn ontstaan. In de praktijk zal dit ertoe leiden dat niet alleen incidentele, schrijnende gevallen gedoogd gaan worden maar dat alle huidige ‘permanente bewoners’ een PGB gaan aanvragen. Een aantal gemeenten heeft, mede onder grote druk van VROM en de provincies, de laatste jaren de handhavende taak stevig opgepakt. Deze aanpak leidt nu in veel gevallen tot succes. Met het voorgestelde beleid wordt in één keer dit werk van jaren ongedaan gemaakt. Het nu in de brief van de minister aangereikte instrument van de persoonsgebonden beschikking plaatst de handhavende gemeenten in een onmogelijke positie: er dient een keuze gemaakt te worden tussen doorzetten van kostbaar en weinig populair handhavend beleid en het ruimhartig uitvaardigen van gedoogbeschikkingen. De gemeenten, die wel handhavend hebben opgetreden en/of een andere peildatum hanteren (bijv. 1 oktober 1999), zullen overladen worden met verzoeken om ook een PGB te verkrijgen. De druk vanuit ‘permanente bewoners’ – al dan niet via gemeenteraadsleden – op de gemeentes zal toenemen, om toch vooral van deze beleidsruimte gebruik te maken en vooral de lat niet hoger te leggen dan buurgemeenten. Het animo van gemeenten om handhavend op te blijven of op te gaan treden na deze beleidsversoepeling (veel gemeenten vinden dat ze door het Rijk in de steek gelaten worden), zal snel afnemen. Alleen al op de Veluwe zal dit kunnen leiden tot het afgeven van enkele duizenden PGB’s, waardoor elk reëel perspectief op het uitbannen van permanente bewoning voor de komende decennia verdwijnt.

Voor een groot deel van de ‘permanente bewoners’ geldt verder dat deze willens en wetens de wet hebben overtreden door permanent in een recreatiewoning te gaan wonen. Door het ruimhartig afgeven van PGB’s worden deze individuen nu beloond. De (rijks)overheid geeft hiermee een volstrekt verkeerd signaal af.

-Saneren van geïsoleerd liggende recreatiebedrijven wordt gefrustreerd

Het voorgestelde beleid doet verder ernstig afbreuk aan de door het rijk ondersteunde methode van het verplaatsen en saneren van recreatiebedrijven die op voor de natuur nadelige locaties liggen. Deze methode is in verschillende provincies opgepakt, bijvoorbeeld de groei-krimp methode zoals deze nu binnen de Veluwe wordt vorm gegeven. Deze aanpak zal door het gedoogbeleid gefrustreerd worden wanneer de ‘permanente bewoners’ in deze parken een PGB ontvangen zodat zij permanent kunnen blijven wonen.

Concluderend

Wij zijn van mening het huidige zeer ruimhartige voorstel voor introductie van persoonsgebonden beschikkingen niet het juiste instrument is om iets te doen voor individuele uitzonderingsgevallen. Binnen het nu reeds aanwezige instrumentarium is het reeds zeer wel mogelijk om voor de weinige schrijnende gevallen een oplossing op maat te vinden: ondermeer door het zeer selectief inzetten van PGB’s of het aanbieden van alternatieve woonruimte.

Wij verzoeken u dan ook er bij de minister op aan te dringen het huidig handhavingsbeleid ten aanzien van permanente bewoning in natuurgebieden te bestendigen. Dit is niet de weg van de minste weerstand, maar getuigt wel van een daadkrachtig, consistent en helder beleid ten aanzien van handhaving. Hiermee wordt recht gedaan aan de inspanningen die handhavende gemeentelijke en provinciale overheden zich al jaren getroosten en aan de bescherming van natuur, landschap en recreatie zoals die wordt voorgestaan door de ondertekenende verontruste natuur-, milieu- en recreatieorganisaties.

Hoogachtend,

V. Vintges
directeur Gelderse Milieufederatie, namens
12 Provinciale Milieufederaties,
Stichting Natuur en Milieu,
Vereniging Natuurmonumenten,
Staatsbosbeheer,
De Unie van Landschappen,
RECRON

cc.: Minister van LNV
Gedeputeerde Staten Gelderland

Tags: