Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg
18 februari 2004
Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg
Behandeling in Provinciale Staten d.d. 5 maart 2004
Provinciale Staten besluiten op 5 maart over het Reconstructieplan. Daarna zal het plan ter goedkeuring aan de ministeries van LNV en VROM worden voorgelegd.
Ter voorbereiding op de besluitvorming in PS konden verschillende maatschappelijke organisaties op 23 januari jongstleden hun standpunten over het ontwerp – Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg toelichten voor de provinciale commissie Ruimte en Groen.
Voor de Milieufederatie en de natuurterreinbeheerders was Hans Heijnen aanwezig. Heijnen constateert dat de bedenkingen die de Milieufederatie naar aanleiding van het ontwerp heeft opgesteld en aan de provincie bekend heeft gemaakt, niet of nauwelijks zijn meegenomen in de Nota van wijzigingen.
Wel is de Milieufederatie verheugd over het feit dat GS de natuurdoelen uit het reconstructieplan versneld willen realiseren. Daardoor komen er tot en met 2007 meer projecten in uitvoering. Het gaat hierbij om de nog resterende taken in het kader van de
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en van robuuste ecologische verbindingen. Bij de realisatie zal de provincie meer inzetten op agrarisch en particulier natuurbeheer dan op verwerving van grond.
Hij voegt er aan toe dat het ontwerp-reconstructieplan inmiddels op hoofdlijnen een redelijk plan is, maar dat de Milieufederatie graag enkele aanpassingen ziet. De belangrijkste zijn:
GEEN LOG’S OP DE OOSTELIJKE MAASOEVER
Wij zijn van mening dat er met betrekking tot de ligging van de LOG’s (Landbouwontwikkelingsgebieden) juist in de Waardevolle Regionale Landschappen (WCL en Maasduinen) het criterium van 2000 meter ten opzichte van Vogel- en Habitatrichtlijngebieden gehanteerd dient te worden. Dit in verband met de kwetsbaarheid van deze gebieden. Dat betekent dus dat met name op de oostelijke Maasoever geen LOG’s dienen te komen.
AMMONIAKDEPOSITIE UIT IV-BEDRIJVEN
Door het grote aantal IV(intensieve veehouderij) -bedrijven is de ammoniakuitstoot in met name de Peelregio zeer groot.
Hierdoor worden de kritische depositiewaarden in bijna alle belangrijke natuurgebieden zoals Groote Peel en Maasduinen overschreden. De gewenste natuurdoelen kunnen in deze natuurgebieden daarom niet worden gerealiseerd.
Omdat de ammoniakdepositie nu en ook over 10 jaar veel te hoog zal zijn, is de Milieufederatie van mening dat een eventuele versoepeling van de WAV(Wet Ammoniak en Veehouderij) in het kader van de reconstructie gerepareerd dient te worden. Dus inzetten op extra maatregelen om de ammoniakdepositie verder naar beneden te krijgen.
AFWAARTSE BEWEGING
Het stelsel van regelingen en bestemmingen(extensiveringsgebied, BOM plus etc) met het doel om een afwaartse beweging van IV bedrijven van natuurgebieden naar de LOG’s te bewerkstelligen, is volgens de Milieufederatie niet afdoende. Kritische monitoring of het gewenste effect ook daadwerkelijk bereikt wordt is daarom hard nodig. Indien de doelen niet gehaald worden zullen de regels aangescherpt dienen te worden.
BUFFERZONES
Wij zijn van mening dat de bufferzones rondom de 13 nieuwe kansrijke verdrogingsgevoelige natuurgebieden ontbreken of te smal zijn.
Bij de Maasduinen en de twee westelijke Peelrestanten constateren wij ernstige tekortkomingen. In de Maasduinen ontbreekt een bufferzone rondom landgoed Arcen terwijl het zogenaamde ‘parelsnoer van vennen’ in de Peelrestanten onvoldoende voorzien is van bufferzones.
Deze zones dienen in overleg met de natuurterreinbeheerders bijgesteld te worden.
GGOR (GEWENSTE GROND- EN OPPERVLAKTEWATER REGIME)
Door een te lage GGOR in belangrijke natuurgebieden zoals de Groote Peel worden de natuurdoelen niet gehaald. In het kader van het Reconstructieplan zou dit nader worden onderzocht en eventueel bijgesteld. Dit is het voorliggende plan niet gebeurd. Wij zijn van mening dat dit alsnog moet geschieden.
AGRARISCH NATUURBEHEER VERSUS VERWERVING
Een groot deel van de EHS (40%) zal worden ingevuld middels agrarisch natuurbeheer. Desgevraagd heeft de Milieufederatie te kennen gegeven hiermee te kunnen leven. Uitgangspunten voor een goed natuurbeheer dienen te zijn ecologisch rendement en kosteneffectiviteit, dat wil zeggen maximale natuurwaarden tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.