Ruimte voor Ruimte Regeling

27 januari 2004

Ruimte voor Ruimte Regeling

Milieufederatie bepleit onderzoek naar oneigenlijk gebruik

Aan het College van Gedeputeerde Staten van Limburg
Postbus 5700
6202 MA Maastricht

Roermond : 27 januari 2004
Betreft : 1) onderzoek naar oneigenlijk gebruik van RvR-regeling 2) voorkómen oneigenlijk gebruik in reconstructie
Behandeld door : dhr. dr. C.T. Bartels
Nummer/ Kenmerk : 04.11 / KP / 255.22

Geacht College,

De Europese en Rijksoverheid zijn van mening geweest dat er in Nederland een overschot bestaat aan dierlijke mest. Daarom werd in maart 2000 de eerste tranche van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) door de toenmalige minister van LNV opengesteld. Voor de toekomstige reconstructie-provincies werd daar een stimulerende Ruimte voor Ruimte (RvR)-regeling aan toegevoegd. RvR houdt in dat een boer zijn leegkomende stallen met overheidssteun mag laten afbreken. Het voordeel van de RvR voor de reconstructie-provincies is het tegengaan van verkrotting, het voorkomen van ongewenste bestemmingen èn het ‘ontstenen’ van het buitengebied.

Per brief van 17 december 2001 kenmerk 01.0270/KP maakten wij u attent op oneigenlijk gebruik van de eerste tranche RBV/RvR-regeling. Wij signaleerden een situatie waar een boer met overheidssteun zijn varkensstallen liet slopen, om vervolgens in één moeite milieu- en bouwvergunning aan te vragen voor het oprichten van een nieuw kippenbedrijf op dezelfde locatie. Volgens de Raad van State werd de nieuwe milieuvergunning uiteindelijk terecht verleend, terwijl ook Minister Veerman van mening was dat de procedure inzake de RBV correct was verlopen. De afwikkeling van het ruimtelijke spoor is evenwel nog in procedure. Wij zullen daar te gelegener tijd uw reeds toegezegde hulp bij inroepen.

Ook de tweede tranche van de RBV-regeling, die in licht gewijzigde vorm in oktober 2001 werd opengesteld, kon gecombineerd worden met de RvR-regeling. Kennelijk was u ook tot de conclusie gekomen dat het noodzakelijk was om de ‘versteningswinst op slooplocaties’ zeker te stellen. U drong er immers per brief dd 21 augustus 2001, kenmerk 2001/35682 bij alle betrokken gemeenten op aan om een voorbereidingsbesluit te nemen voor alle bouwkavels van deelnemers aan de RBV. Wij moeten echter constateren dat zelfs in de gemeente Nederweert, die u in dit kader tot voorbeeld stelde, het nemen van een voorbereidingsbesluit geen effectief middel is gebleken. Om allerhande technische redenen (definitieve deelname RBV-regeling niet bekend; vereist bodemonderzoek) was men kennelijk niet in staat om binnen één jaar een nieuwe passende bestemming vast te leggen. Het gevolg is dat er in onze ogen ook in de tweede tranche oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de RvR-regeling.

In dit kader lijkt het ons gewenst om inzicht te krijgen in de omvang van het oneigenlijk gebruik in de Provincie Limburg. Wij verzoeken u daarom een onderzoek in te stellen onder alle deel RBV-1 en RBV-2 deelnemers, die ook RvR-geld hebben ontvangen. De vraag is daarbij om in beeld te brengen in hoeveel gevallen er ná de sloop toch weer op dezelfde locatie een (andere) tak van intensieve veehouderij wordt opgestart of uitgebreid.

Thans is het ontwerp Reconstructieplan in de inspraak. Tijdens de inspraakavond van 8 oktober 2003 te Horst hebben wij er al op gewezen dat een eventuele sloopregeling een betere ruimtelijke verankering vereist dan in de RBV om de ‘versteningswinst’ van de Reconstructie te consolideren. Wij stelden toen voor om als voorwaarde voor uitbetaling van een sloopregeling te eisen dat het bouwblok van de gesloopte locatie in het desbetreffende bestemmingsplan is doorgehaald. De voorzitter van de Reconstructiecommissie vond dit een zinvol voorstel.

Wij hebben begrepen dat de operationele (reconstructie-)doelen voor 2004 – 2007 thans ambtelijk worden voorbereid. Wij verzoeken u erop toe te zien dat nieuw te ontwerpen subsidieregelingen geen ongewenste ontwikkelingen in de hand werken of oneigenlijk gebruik mogelijk maken. Dit geldt in het bijzonder voor de uitwerking van operationeel doel L 2.2.1, te weten het ‘Verplaatsen van 16 toekomstgerichte IV-bedrijven die op hun huidige locatie geen toekomstperspectief hebben.’

Hoogachtend,

Stichting Milieufederatie Limburg,

Ir.H.K.Vijverberg – directeur

Tags: